Schoonheid en beroemdheid spreken tot de verbeelding, vandaar dat iedereen De Villabewoner altijd zo snel mogelijk weer wilde vergeten. Een dikke kop vol rimpels en eigenlijk overal dun, warrig, grijs haar. Zijn kin was nog geprononceerder dan zijn neus. Zijn kleren wasemden – naast een gebrek aan iemand die regelmatig de was voor hem deed – vooral gierigheid uit; een man die villaeigenaar was kon zich ongetwijfeld betere kleding veroorloven dan de gerafelde, versleten en verkleurde kledingstukken waar hij zich in tooide als hij zich aan de buitenwereld vertoonde. Dat alles verschafte hem een zekere mate van bekendheid bij zijn buren, maar verder wist niemand ook maar iets van hem af, behalve dan zijn adres.
Lydia kende dat adres ook, wist niets over het uiterlijk van De Villabewoner, maar wist dan weer dingen die haar buren niet wisten: dat hij op zoek was naar een huishoudster, dat hij zichzelf in de annonce had geprofileerd als landheer, dat hij in een priegelig maar prima leesbaar schoonschrift haar sollicitatie had beantwoord en dat hij had ondertekend met A. v. D. Nu stond ze voor het hek en belde aan, niet wetende dat ze door haar wanhopige zoektocht naar werk uiteindelijk haar leven op het spel zou zetten.