Bij de opvoering van Die Jahreszeiten van Haydn in de Adrianuskerk op 22 november 2019 mocht ik de lente poëtisch inleiden. Dat deed ik met het volgende gedicht:
Het jaar begint in maart
Ik voel me niente, kom, vooruit, met de geit,
de momenten waarop ik liever mijn ogen sluit, zijn in de meerderheid,
ik ren te weinig, kerstkilo’s puilen m’n broeken uit, nog steeds
Ik voel me geen duit waard, sleets, ik voel me negatieve rente
en ik voel dat vitamine D-tekort tot in mijn linkerkuit
Naar buiten gaan is voor patiënten net als ik de enige remedie
om die donkere dagen uit te bannen tot in Drenthe,
het oor te luister leggen: hoor het oude lied,
maar met hernieuwd geluid,
gelijk docenten dezelfde lessen elk jaar fruitig, fris,
als voor de eerste keer verhalen
Ontdek het groen dat uit het kale grijs en bruin ontspruit
knopjes en sprietjes die nieuwsgierig hun kopjes opsteken,
als demente mensen teruggeworpen
in hun ontluikende jeugd, door de macht der gewoonte
de kracht der herhaling
Snuif op, want in je snuit opeens,
overweldigend als overdadig geparfumeerde dames
het bouquet dat zegt: het gebeurt nu!
weg met al die recente somberheid!
neem een voorbeeld aan de bijen die, bijna biseksueel
stempel en meeldraad, stamper en bloemkelk bevrijen
Voel: De zonnestralen prenten allerhande plannen in mijn huid,
verhitten en veranderen mijn verkleumde gedachten
Middenin een wandeling krijg je de zin waarop je zat te wachten
Je proeft: Dit is de tijd van ’t jaar die nog niet ‘muy caliente’ is;
kant en klaar, om je tanden in te zetten, beetgaar, dus ‘al dente’ is.
Ik weet: ik vind mij, ik vind jou, ik vind alles, iedereen
uiteindelijk veel leuker als het lente is
maar ik besluit met een simpele bekentenis:
ook het voorjaar kan pas uitbarsten
als het daarvoor nog uitsluitend ‘niente’ is.